Analyse van Nederlands beleid rondom het parttime werken van vrouwen
Nienke Beerling, 13 oktober 2023
Een veranderend perspectief op werk
Hoe we in een samenleving kijken naar werk verandert per tijdgewricht en per locatie. Wie werk op welke manier uitvoert en voor welk salaris is afhankelijk van de waarde die we maatschappelijk toekennen aan die specifieke functie, op dat specifieke moment. Dat dit niet vaststaat is een belangrijk gegeven en dat niet al het werk betaald wordt sluit hierbij aan. Veel zorgtaken en andere taken in de ‘familie’ context worden immers onbetaald verricht. In Nederland bestond lang het beeld dat binnen de gezinsstructuur de man verantwoordelijk was voor het inkomen en de vrouw taken in het huis verrichtte, eind van de 20e eeuw werd dit eenverdiener-model steeds minder houdbaar.
Toen in de jaren 80 de werkeloosheid ook nog eens door het plafond rees moest er gekeken worden naar alternatieve manieren van werkverdeling. Een oplossing die werd aangedragen was om werkenden de mogelijkheid te geven minder uren te gaan werken, dezelfde hoeveelheid uren zouden dan verdeeld kunnen worden over meer mensen (Hoogerwerf, 2023). “Vrouwen die eerst weinig mogelijkheden zagen om werk en zorg te combineren, konden nu toch zorg combineren met een deeltijdbaan (Hoogerwerf, 2023). Dit werd ondergebracht in een aantrekkelijk feministisch sausje (Fraser, 2017), dat ook aansluit bij een progressief aandeel van de bevolking en wat de noodzaak van dit nieuwe model wat kon verbloemen. Dat dit feministische discourse niet altijd even gegrond was, sluit niet uit dat de verdeling van betaald werk onder een grotere groep mensen een meer evenredige verdeling van zorg- en werktaken tot gevolg zou kunnen hebben, of bijvoorbeeld een gezondere balans tussen privé en zakelijk.
Waar dit idee van parttime werken in de jaren 80 nog werd toegejuicht is er nu een ander discourse ontstaan, namelijk dat van deeltijdprinsesjes, een groot onbenut werkpotentieel en een tekort aan zelfstandigheid bij vrouwen. In dit artikel analyseer ik het overheidsbeleid aan de hand van de volgende vraag: Hoe is de maatschappelijke perceptie van werk en zorg in de loop van de tijd en op verschillende locaties geëvolueerd, en welke invloed heeft dit op het overheidsbeleid betreffende de arbeidspatronen van vrouwen en de balans tussen werk en zorgtaken in Nederland?
Dus waar vrouwen in de jaren 80 werden aangemoedigd om parttime te gaan werken is er dus iets veranderd in hoe we hier als samenleving naar kijken (Hoogerwerf, 2023). Ik interviewde voor dit artikel mijn buurvrouw en haar dochter. Twee vrouwen van verschillende generaties. Mijn buurvrouw was gaan werken in de jaren 60 en besloot om nadat ze kinderen kreeg door te gaan met werken, parttime, vanuit haar omgeving kreeg ze hier afkeurende reacties op. Dit staat in schril contrast met haar dochter die kinderen kreeg eind jaren 90 en besloot om van haar fulltimebaan naar een parttime werkritme te veranderen, zij kreeg vanuit haar omgeving dezelfde soort afkeurende reacties, maar nu vanuit de omgekeerde redenering. Vrouwen konden toch immers best werk en kinderen combineren.
Problematisering binnen Nederlands Overheidsbeleid
Volgens de website van de rijksoverheid werken vrouwen vaak niet of parttime. Hierdoor is 1/6 van de Nederlandse vrouwen economisch afhankelijk van een andere partij dan zijzelf, dit brengt risico’s met zich mee (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, z.d.). Belangrijk voor de overheid om toe te voegen is: “Het is belangrijk dat vrouwen dat in de gaten hebben”. Het artikel beschrijft hoe deze afhankelijkheid vaak het gevolg is van een traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen, mannen zijn dan ook een stuk vaker financieel onafhankelijk (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, z.d.). Deze traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen uit zich vaak ook in een ongelijke zorgverdeling. Daarom wil de overheid het makkelijker maken om werk en zorgtaken met elkaar te kunnen combineren. Dit willen ze bereiken door: “Het stimuleren dat bedrijven afspraken maken over flexibele werktijden. Door uitbreiding van verlofregelingen of door een financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang” (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, z.d.).
Om dit beleid te analyseren ga ik twee vragen beantwoorden vanuit de WPR “what’s the problem represented to be”-benadering van Bacchi & Goodwin (2016). Deze benadering kijkt op een vernieuwende manier naar beleid. Waar vaak wordt aangenomen dat probleemstellingen als natuurlijk zijn gegeven kijken we door deze lens naar problemen niet als een bestaand feit maar als een proces van problematiseren (Bacchi & Goodwin, 2016). De volledige benadering bestaat uit 6 vragen, maar ik ga er in deze context 3 beantwoorden: Wat wordt er in dit beleid geproblematiseerd? Welke aannames worden er in deze problematisering gedaan? En wat blijft er onuitgesproken bij de problematisering van dit beleidsonderwerp?
De problematisering die plaatsvindt in het boven beschreven overheidsbeleid is dat vrouwen te vaak financieel afhankelijk zijn en dat dit te wijten is aan parttime werken. Als we kijken naar de probleemstelling zitten daar een aantal aannames in die interessant zijn om te ontleden. Zo wordt meer werken als beter gezien en leidt meer werken ook tot financiële onafhankelijkheid. Daarnaast wordt ‘gelijkere rolpatronen’ ingevuld als het equivalent van meer werken door vrouwen. Onder deze aannames ligt een grote kern aanname, namelijk dat zorgtaken niet onder het kopje werk vallen.
Daarnaast is er een aantal zaken die in het overheidsbeleid juist niet worden genoemd, Bacchi & Goodwin (2016) benoemen dit als stiltes in het beleid. Het is interessant om te benoemen dat ondanks het relatief hoge aandeel parttime werkenden in Nederland, er wel meer vrouwen überhaupt werken in vergelijking tot andere Europese landen (Emancipatie monitor, 2020). In het beleid wordt vervolgens niks gezegd over eventuele hogere vergoedingen gekoppeld aan parttime werken, zeker in sectoren waar veel vrouwen werkzaam zijn, zoals in de zorg en het onderwijs. Belangrijk om hieraan toe te voegen is namelijk dat meer werk niet altijd leidt tot financiële onafhankelijkheid. Ook wanneer je wel werkt kan de baanzekerheid laag zijn en hoef je niet genoeg te verdienen om in je eigen behoeftes en die van een eventueel gezin te voldoen (Patrick, 2014). Op deze manier kan er dus ondanks meer uren betaald werk alsnog een afhankelijkheidsrelatie ontstaan binnen bijvoorbeeld het huwelijk.
Je zou ook kunnen stellen dat mannen ook afhankelijk zijn, wanneer je het begrip van afhankelijkheid breder trekt. Mannen zijn immers afhankelijk van vrouwen in het reilen en zeilen van het huishouden. Dat vrouwen financieel slechter uit deze afhankelijkheidsrelaties komen ligt aan beleid rondom zorgtaken en niet aan het ontbreken van afhankelijkheid bij mannen in heteroseksuele relaties. Ook worden mannen niet actief gestimuleerd om meer zorgtaken op zich te nemen en ligt de focus op vrouwen met betrekking tot het eerlijk verdelen van zorg- en werktaken.
Ander perspectief op parttime werken
Centraal ligt dus ook de vraag of we misschien niet allemaal parttime zouden moeten gaan werken, zodat we minder in de knel komen met tijd en minder hoeven uit te besteden aan externe organisaties. Deze notie kunnen we breder trekken door te refereren naar een zorgcrisis (Fraser, 2017), sociale reproductie komt in haar analyse onder druk te staan, een crisis die inherent is aan kapitalisme. Deze crisis komt erop neer dat mensen eigenlijk geen tijd en energie meer over hebben voor zorgtaken (Fraser, 2017). Voordat ik hierop verder ga zal ik wat dieper ingaan op sociale reproductie. Bhattacharya (2017) beschrijft sociale reproductie binnen ons kapitalistische systeem als volgt: arbeiders worden geëxploiteerd en produceren hierdoor meerwaarde van kapitaal voor de eigenaar van dit kapitaal, maar wie produceert de arbeiders. Dat heeft betrekking op alles wat er voor negen uur ’s ochtends plaatsvindt en na vijf uur ’s middags (Bhattacharya, 2017). Vrouwen spelen hiervan oudsher een belangrijke rol in, maar is in toenemende mate gezien gaan worden als een bijzaak in ons kapitalistische systeem (Fraser, 2017). Productieve werkzaamheden en reproductieve werkzaamheden worden als het ware van elkaar gescheiden alsof er geen wederzijdse afhankelijkheid bestaat. Zorg wordt dan uitbesteed aan externe partijen en wordt vaak uitgevoerd door vrouwen afkomstig uit landen met lagere salarissen zodat de Westerse vrouwen voor meer salaris kunnen blijven werken (Fraser, 2017). In dit perspectief zou het helemaal niet slecht zijn om allemaal een stapje terug te doen en minder uren te gaan werken.
In dit artikel heb ik geanalyseerd hoe de perceptie van werk en zorg in de samenleving door de tijd heen verandert en varieert per locatie. De manier waarop werk wordt uitgevoerd en beloond, hangt af van de maatschappelijke waarde die aan specifieke functies wordt toegekend. Waar het idee van parttime werken aanvankelijk positief werd ontvangen ontstond er later een ander discourse, waarin parttime werkende vrouwen als ‘deeltijdprinsesjes’ werden gezien, en er werd gewezen op een onbenut werkpotentieel en een gebrek aan zelfstandigheid bij vrouwen. Het daaropvolgende overheidsbeleid is gericht op het aanpakken van de economische afhankelijkheid van vrouwen door meer mogelijkheden te bieden om werk en zorgtaken te combineren. Overheidsbeleid stelt dat vrouwen te vaak financieel afhankelijk zijn door parttime te werken. Dit impliceert dat meer werken leidt tot financiële onafhankelijkheid en dat er ‘gelijkere rolpatronen’ zullen ontstaan wanneer vrouwen meer zouden gaan weken. Belangrijk is om nogmaals te benoemen dat dit beleid gebaseerd is op een heteronormatief rollenpatroon. Het beleid laat echter ook stiltes zien, zo wordt niet overwogen om hogere vergoedingen voor parttime werken in te stellen in specifieke sectoren waar veel vrouwen werkzaam zijn. Er wordt ook geen aandacht besteed aan de mogelijke financiële afhankelijkheid die kan ontstaan, zelfs als vrouwen meer werken. Mannen worden niet gestimuleerd om meer zorgtaken op zich te nemen, want worden niet direct als afhankelijk gezien van de zorgtaken van vrouwen. Ten slotte wordt de vraag gesteld of we allemaal parttime zouden moeten werken om een betere balans te bereiken tussen werk en zorgtaken, en om de druk op sociale reproductie te verminderen. Dit perspectief benadrukt de scheiding tussen productieve en reproductieve taken en suggereert dat minder werken wellicht een positieve stap zou zijn.
Bibliografie
Bacchi, C. & Goodwin, S. (2016) Introduction and Making politics visible: The WPR Approach. In: Poststructural Policy Analysis: A Guide to Practice. Palgrave McMillan, pp. 3-26.
Bhattacharya. T. (2017) Introduction: Mapping social reproduction theory. In: T. Bhattacharya (Ed.) Social Reproduction Theory. Remapping Class, Recentering Oppression. Pluto, pp. 1-20.
EenVandaag. (2023, 12 maart). Is het een probleem dat veel Nederlanders parttime werken? En andere vragen over onze “deeltijdcultuur” beantwoord. https://eenvandaag.avrotros.nl/item/is-het-een-probleem-dat-veel-nederlanders-parttime-werken-en-andere-vragen-over-onze-deeltijdcultuur-beantwoord/#:~:text=Waarom%20werken%20zoveel%20Nederlanders%20parttime,op%20de%20arbeidsmarkt%20hebben%20ingenomen.
Fraser, N. (2017) Crisis of care? On the social-reproductive contradictions of contemporary capitalism. In T. Bhattacharya (Ed.) Social Reproduction Theory: Remapping Class, Recentering Oppression. Pluto, pp. 21-36.
Patrick, R. (2014) Welfare reform and the valorisation of work: Is work really the best form of welfare? In: M. Harrison & T. Sanders (Eds.) Social Policies and Social Control: New Perspectives on the ‘Not-so-Big Society’. Policy, pp. 55-70.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2022, 4 februari). Vrouwen aan het werk. Vrouwenemancipatie (gendergelijkheid) | Rijksoverheid.nl. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/vrouwenemancipatie/arbeidsparticipatie-van-vrouwen#:~:text=De%20overheid%20wil%20het%20makkelijker,in%20de%20kosten%20van%20kinderopvang.
Emancipatiemonitor (2020). Hoe doet Nederland het ten opzichte van andere EU-landen? Emancipatormonitor 2020. Geraadpleegd op 10 oktober 2023, van